Deze week zetten we een “nieuwe” kast neer (oftewel: van mijn zusje, die ze in nog haar berging had staan), pakte ik de laatste dozen uit en maakte zo boekenlades! Je moet toch wat, met al die boeken. Op den duur wil ik mooie boekenkasten gaan maken, maar tot die tijd vind ik dit een prima oplossing.
Nog niet uitgelezen, maar wel in begonnen: Blue Sisters van Coco Mellors.
Ik kocht tulpen, mijn lievelings. ♥
Toet toet! Tara nam me mee naar het strand (#passengerprincess). Even met de voeten in de zee, kletsen in het zand en daarna lekker nog even op terras in het zonnetje met een 0,0 biertje.
Ook ging ik weer weer naar de kapper en ik kwam een stuk blonder terug. Je ziet het eigenlijk niet zo goed op deze slechte foto, want heb ‘m ook nog eens gemaakt na bovengenoemd strandbezoek, dus m’n haar zit nogal verwaaid. Maar weet je hoe moeilijk het is om een beetje een leuke foto van jezelf te maken? Ik vind het lastig!
In het weekend doken we samen met mijn schoonouders de tuin in en hebben we overal flink gesnoeid (en vervolgens alles door de hakselaar gehaald). Veel werk, maar het begint langzaam ergens op te lijken. Dit is uiteraard de voor-foto 😉 (Altijd als ik over “de tuin” begin voel ik me zo volwassen. Net zoals een hypotheek??)
Verder schreef ik veel van me af. Zowel op papier…
als digitaal. En daarom is dit blogje zo kort, want nu weet ik even niet meer wat ik allemaal moet schrijven. Ik wens jullie allemaal een fijne week. ♥
Mijn therapiesessies halen op dit moment de Bechdeltest niet and let me tell you, I don’t like it one bit. Het vervelendste is nog dat ik het gevoel heb dat ik er 0% controle over heb.
Na heel wat jaren had ik het gevoel dat ik therapie wel zo’n beetje heb uitgespeeld. Inmiddels weet ik vaak heel goed weet wat de andere persoon in de stoel tegenover mij probeert te doen. Ik wil niet zeggen dat ik alwetend ben ofzo, maar zelden denk ik: goh, waarom vraagt hij/zij dit nu? ‘Oh, je stelt mij die wedervraag zodat ik ‘m zelf kan beantwoorden, wat effectiever is dan dat jij mij gewoon vertelt wat je denkt. Handig.’ Dat zorgt er soms voor dat ik kan anticiperen op hetgeen dat ik denk dat ze van me willen horen, – nergens loop je echt gevaar.
Mijn andere techniek is wat ik “monkey monkey underpants” noem. Ik kan amper een gesprek voeren zonder tegelijkertijd in mijn hoofd tien zijpaadjes in te slaan. Normaal houd ik dat allemaal braaf binnen, maar in sommige gevallen is het de ideale techniek om af te leiden of even te dissocieren. ‘Maar als je dan niets zeker kunt weten, behalve dat het allemaal niet uitmaakt, heeft het dan nog wel nut?’ En voor ik het weet denk ik dan aan Camus’ absurdisme en Nietzsche’s nihilisme en Kierkegaard en o, ja, ik zou nog een bundel van hem kopen, en en en.
(Waarom is het toch zo dat je uiteindelijk altijd weer bij oude mannen uitkomt? Wellicht moet ik meer lezen van vrouwelijke filosofen? Je kunt immers maar zo vaak Sylvia Plath aanhalen zonder de indruk te wekken dat je een oven van binnenuit wilt bekijken.)
Al deze dingen geven mij de illusie dat ik controle heb over deze sessies. Ik kan laten zien wat ik wil, ik begrijp wat we aan het doen zijn en heb er soms nog plezier in ook. Als ik het gevoel heb dat het toch bijna ontspoort, dan gooi ik er even een beetje standup comedy tegenaan (kots) en huf puf, ha-ha, we zitten gelukkig weer in veiligere wateren.
Maar nee, nu lukt het me niet. Die strategieën die mijn brein heeft bedacht om maar niet echt naar zichzelf te hoeven kijken? Daar prikken ze nu feilloos doorheen. En die dingen die je zorgvuldig verstopt? Ze trekken het doek zo opzij. Hoppa, weg ermee! Ze duwen op je blauwe plekken, en de ervaringen en onderwerpen die je het liefst vermijdt zetten ze in de spotlights. Ik irriteer me soms kapot, – en moet dan ook wel weer om mezelf lachen, want het is natuurlijk gewoon een spiegel; wat ik kan, kunnen zij ook.
Na de sessie van afgelopen week was ik doodop. Ik kreeg huiswerk mee voor over twee weken, waarvan ik vastbesloten was om het meteen te maken. Ik kwam er al snel achter dat het een heel stuk lastiger zou worden dan gedacht. Wat volgde waren de (inmiddels wat achterhaalde, maar ok) eerste fases van rouwverwerking: ik startte met ongeloof, gevolgd door ontkenning en ben inmiddels aanbeland bij woede.
Ik voel me al een paar dagen als een stampend kind: nee, ik wil het niet! Ik vertik het! En dan word ik pissig op mijn psycholoog, en op mezelf en dan weer op mijn psycholoog. Hoe durven ze dit van mij te vragen? Waarom denken ze dat dit nut heeft? Dit slaat toch helemaal nergens op. In de vroege uren van de ochtend woel ik in mijn dekbed en hoor ik mezelf onderhandelen, alles om maar niet voor dat tribunaal te hoeven verschijnen (onderhandelen is trouwens de volgende fase). Een echte dramaqueen.
Ik besef nu dat ik me niet meer kan verschuilen. Ik moet me bloot gaan geven, de controle laten varen en het ongemak ondergaan. Iedere vezel in mijn wezen verzet zich tegen deze monsterlijke taak. Het voelt alsof ik langzaam ieder kledingstuk van mijn lijf moet gaan peuteren, terwijl iemand me indringend zit aan te staren. Nee, veel erger nog. Alsof ik de diepste krochten van mijn ziel moet laten zien, de hoekjes die vol staan met dingen die ik wil vergeten. Dingen die ik soms niet eens aan mezelf laat zien, laat staan dat ik er woorden voor kan vinden en volzinnen van kan vormen. Ik wil mijn handen voor mijn gezicht slaan. Kijk niet! Kijk overal, behalve hier!
Om nog even terug te komen op Camus: op dit moment vereenzelvig ik me aardig met Sisyphus, de man uit de Griekse mythe, die veroordeeld is tot het duwen van een steen de berg op en deze iedere keer weer, vlak voordat hij bij de top is, naar beneden ziet rollen. Man, daar moet je toch niet aan denken. Weet je hoe vermoeiend het is om steeds hetzelfde te doen, met steeds weer hetzelfde teleurstellende resultaat? Volgens Camus is die worsteling, het duwen van de steen, op zichzelf genoeg om een zinvol leven te leiden. ‘La lutte elle-même vers les sommets suffit à remplir un cœur d’homme; il faut imaginer Sisyphe heureux.’(One must imagine Sisyphus happy). Ja, ja, het zal wel.
Zijn theorie is wat uitgebreider dan dat en een vergelijking met mijn situatie is natuurlijk behoorlijk scheef, maar doe me een plezier en laten we even doen alsof ik de vrouwelijke Sisyphus (Sisypha?) ben. Al jaren duw ik die steen die berg op en steeds weer opnieuw zie ik de steen naar beneden rollen. Ik heb geprobeerd van de worsteling te genieten, maar echt beter ben ik er niet op geworden. Wordt het dan niet eens tijd dat ik een andere techniek probeer? Want hoewel ik nog best mee kan gaan in de illusie dat Sisyphus de tijd van zijn leven heeft, wil ik zélf die steen af en toe wel eens even kunnen loslaten.
Dus ja, ik weet het allemaal wel. Maar uuuuuugh, ik heb er zó geen zin in.
Gezien worden is een wens van velen, maar jezelf laten zien is een uiterst intieme bezigheid.
Nee, nee, nee, nee, – ik vind het allemaal maar even helemaal niets.
Toen Eline vorig jaar tijdens een etentje vertelde dat ze een boek aan het schrijven was, werd ik natuurlijk onwijs nieuwsgierig. Waar zou het over gaan? En hoe ging het schrijven? Ze liet nog weinig los, maar gelukkig was het vorige maand eindelijk zover: Popcorn donut kaassoufflé kwam uit!
Het is best spannend om een boek te lezen van een vriendin. Wat als ik het niet goed zou vinden..? Wat als ik de personages niet zou kunnen loskoppelen van de personen die ik ken? Gelukkig was van beide zaken geen sprake. Ik heb dit boek met zoveel plezier gelezen (en oké, soms ook met een brok in m’n keel). De tragikomische therapiesessies, Kato’s gesprekken met zichzelf en haar innerlijke kritische stem (die van mij heet trouwens Thea. En Thea moet soms echt even haar bek houden), de voorzichtig ontluikende liefde tussen Kato en Toby; het was allemaal heel herkenbaar. En hoe Eline over het lichaam schrijft en alles wat je er mee doet was iets wat ik nog niet eerder had gelezen (de seksscènes waren ook zo mooi en teder- het was tevens een verademing om niet weer een of ander vergezocht synoniem voor een geslachtsdeel voorbij te zien komen).
Voor de ene lezer zal dit een feel good roman zijn, over twee mensen die langzaam op elkaar verliefd worden. Voor de ander is het wellicht een confrontatie met hun vooroordelen over dikke mensen, en geeft het inzicht in hoe het moet zijn om dik te zijn in deze wereld. En voor de gelukkige is het dat allemaal, plus een verhaal waar ze zichzelf in kunnen herkennen. Ieder mens wil gezien, gehoord en geliefd worden. Ieder mens verlangt dat er écht naar ze gekeken wordt. Kato is dik, maar nog zóveel meer dan dat.
Na het omslaan van de laatste bladzijde wilde ik er zo graag over praten. Ik zat vol vragen. Toen ik aan deze review werkte kon ik niet goed de woorden vinden en toen had ik opeens een best goed idee (al zeg ik het zelf). Waarom stuurde ik Eline niet gewoon een mailtje? Ze had het de afgelopen weken erg druk met radio-optredens en lezingen, maar gelukkig had ze tussendoor tijd om mijn vragen te beantwoorden. Komen ze!
Ok, ten eerste wil ik het even hebben over de titel van je boek. Deze is op een originele manier zo pakkend! Heb je de titel zelf verzonnen of is dit gegaan in samenwerking met je editor? Wat is het verhaal achter de titel?
‘Ik schrijf eerste versies van scènes altijd met pen en papier. Toen ik al die handgeschreven versies in een Word document had gezet, gaf ik dat document als naam ‘Stroopkoek donut kaassoufflé’. Mijn hoofdpersonage Kato heeft regelmatig eetbuien, dus in het boek zitten ook veel opsommingen van etenswaren. Ik verzin later nog wel wat beters, dacht ik. Toen mijn redacteur vroeg of ik al ideeën had voor de titel, vertelde ik haar dat dit mijn werktitel was en zij was meteen enthousiast. Uiteindelijk hebben we dus alleen één snack aangepast.’
Het boek begint bij de dokter, waar Kato leert dat er een woord is voor waar ze mee worstelt: een eetbuistoornis. Ze wordt doorverwezen naar een centrum voor mensen met hetzelfde probleem als zij en gaat in groepstherapie. Die scènes hadden vaak iets tragikomisch (ik moest zo vaak lachen omdat het zó herkenbaar was) en Kato vraagt zich meerdere keren af waar ze nu weer is beland. Net als ik me na een paar sessies begin af te vragen of we nog de diepte in gaan met Kato, stelt zij zichzelf precies dezelfde vraag. Ok, ik ben nu hier [in groepstherapie] om een eetschema te volgen en oefeningen te doen en te praten over wat ik voel. Maar wat zit er onder? Waarom voel ik me zo en waarom vertoon ik dit gedrag om ermee om te kunnen gaan? Een duidelijk antwoord krijg je als lezer eigenlijk niet echt en ook Kato zelf lijkt te blijven zoeken. Heb je dit bewust zo opgeschreven?
‘Ja, daar heb ik bewust voor gekozen. Ik heb het gevoel dat mensen vaak denken dat als er iets met je aan de hand is, iets wat het leven ingewikkeld maakt, dat je dan gewoon hulp moet zoeken en dat het dan opgelost wordt. In de praktijk is dat niet zo simpel. Naast dat je echt geluk moet hebben met het treffen van goede therapeuten, kost het ook gewoon echt veel tijd om te doorgronden welke gedachten en patronen je leven hebben gemaakt tot wat het is. Met een beetje geluk kun je dan, als je jezelf beter begrijpt, leren om dingen anders te doen. Maar je gaat van therapie niet opeens een ander mens worden. En dat gebeurt al helemaal niet binnen twintig weken, de lengte van het therapietraject dat Kato volgt. Ik wilde graag laten zien hoe het is om struikelend, haperend en vol onwetendheid te Proberen (ja, met hoofdletter P). Want in dat Proberen ligt denk ik wel de sleutel. Kato krijgt in dit boek dan misschien niet de antwoorden en oplossingen waar ze op hoopt, maar er worden wel zaadjes gepland. Juist in het stuk van zaadjes planten is het zo belangrijk om jezelf steeds opnieuw bij elkaar te blijven rapen, ondanks dat het misschien lijkt alsof er nooit iets gaat veranderen. Het ongemak en ongelooflijk kwetsbare daarvan, dat wilde ik graag laten zien.’
“Juist in het stuk van zaadjes planten is het zo belangrijk om jezelf steeds opnieuw bij elkaar te blijven rapen, ondanks dat het misschien lijkt alsof er nooit iets gaat veranderen. Het ongemak en ongelooflijk kwetsbare daarvan, dat wilde ik graag laten zien.”
Je roert in deze roman veel onderwerpen aan. Dik zijn, mentale gezondheid, het lichaam, vriendschap, daten in de moderne wereld, de liefde… Toch voelt het niet alsof je een lijstje aftikt. De onderwerpen komen allemaal op een natuurlijke manier ter sprake via het verhaal over Kato. De Amerikaanse schrijfster Beverly Cleary zei: ‘If you don’t see the book you want on the shelves, write it.’ Ik heb het idee dat jij je door deze wens hebt laten motiveren. Klopt dit en zo ja, kun je hier wat meer over vertellen?
‘Absoluut! Ik heb de afgelopen jaren veel gezocht naar gelaagde dikke (hoofd)personages in literatuur en was iedere keer teleurgesteld als ze dan toch weer met een vetfobische blik naar de pagina gebracht werden. Het liefst wilde ik dus een dik personage maken waarbij de vorm van diens lichaam geen stuwende factor was in het verhaal, maar gewoon een gegeven. Dat is met dit boek niet helemaal gelukt, dik zijn en relatie met eten zijn toch de hoofdthema’s geworden in dit boek. Toch ben ik trots op wat ik gemaakt heb. Als ik terug in de tijd kon, zou ik dit boek aan de Eline van vijftien jaar geleden geven. Het zou haar enorm geholpen hebben om zichzelf beter te begrijpen en zich minder voor haarzelf te schamen.’
Kato kijkt vaak naar Gilmore Girls en irriteert zich nogal aan hun eetgedrag. Je gebruikt Rory en Lorelai, net zoals (de personages van) schrijfster Sally Rooney, om een punt te maken over de verbeelding van dunne vrouwen in populaire media (en daarmee indirect ook dikke vrouwen in populaire media). Zou je tips hebben voor Kato van media waar zij zichzelf wel in zou kunnen herkennen?
‘Een serie die ik Kato zou tippen is Somebody Somewhere, daarin zit een hoofdpersonage dat ook erg worstelt met hoe ruimte in te nemen. Een aflevering die ik zelf al een aantal keer heb gekeken en erg ontroerend vind is aflevering 6 van seizoen 3: twee dikke mensen die samen een heel voorzichtige eerste date beleven. Huilen, hoor.’
“Als ik terug in de tijd kon, zou ik dit boek aan de Eline van vijftien jaar geleden geven.“
De gevreesde vraag aan (voornamelijk) vrouwelijke schrijfsters moet ik toch ook even aan jou stellen: hoeveel van jezelf zit er in Kato? Hoe hebben je eigen levenservaringen je geholpen bij het opschrijven van Kato’s verhaal?
‘Ja, het zal niemand ontgaan zijn dat het figuur op de cover van mijn boek (een prachtig werk van Shona McAndrew) best op mij lijkt. Er valt natuurlijk heel veel te zeggen over de neiging die we hebben om er bij vrouwelijke kunstenaars vanuit te gaan dat het werk wat ze maken autobiografisch is. Laatst zag ik een filmpje waarin Allison Williams, Marnie uit Girls, vertelde dat iedereen er altijd vanuit ging dat de vrouwen in die serie gewoon situaties uit hun echte leven naspeelde en de mannen fictieve personages waren, dat zij ‘echt’ acteerde. Williams zei dat ze het maar als compliment zag, dat zij blijkbaar zo levensecht haar rol speelde. In Kato zit veel van mij en ik vind het ook helemaal niet erg om dat met de wereld te delen. Ik ben met liefde levend bewijs dat dikke mensen echte, gelaagde personen van vlees en bloed zijn. Tegelijkertijd heb ik ook zoveel aan Kato gekneed en geschaafd dat ze echt haar eigen persoon met eigen ervaringen is. Merk je dat ik het zelf ook moeilijk vind om deze vraag te beantwoorden? Om tot de kern te komen: ik heb zelf ook met een eetbuistoornis geworsteld en heb een leven vol ervaringen als dikke vrouw en zonder die ervaringen had ik dit boek niet kunnen schrijven.’
“Ik ben met liefde levend bewijs dat dikke mensen echte, gelaagde personen van vlees en bloed zijn.”
Popcorn donut kaassoufflé is je eerste roman. Hoe was het om het te schrijven? Vloog het uit je vingers of heb je ook lastige momenten gehad? (En zo ja, wat zorgde er dan voor dat je toch bleef schrijven?)
‘Ik ging tijdens het schrijven echt alle kanten op, haha. Ik heb veel gedacht: ik doe dit één keer en daarna nooit meer. Vooral omdat ik dacht: hoe ga ik ooit zoveel woorden op papier krijgen en dat ze dan samen ook nog een samenhangend verhaal vormen met een spanningsboog die ervoor zorgt dat je door blijft lezen? Het scheelt dat ik toch ook gewoon iemand ben die gevoelig is voor deadlines. Mijn twijfel aan mezelf bleek altijd kleiner dan mijn angst om niets te hebben om in te leveren bij mijn redacteur. Nu ‘Popcorn donut kaassoufflé’ af is en ik weet dat ik het dus kan, een heel boek schrijven, heb ik ongelooflijk veel zin om aan mijn tweede boek te beginnen. Het helpt toch om het hele proces gewoon een keer doorlopen te hebben. Nu weet ik beter wat ik kan verwachten, waar ik bij het tweede boek meer aandacht aan wil besteden… Toch een beetje zoals mensen die na de bevalling zeggen dat ze echt niet meer kinderen willen en dan na een jaar toch weer zwanger zijn.’
Was het schrijven van dit boek therapeutisch? Heeft het schrijven van Popcorn donut kaassoufflé je inzichten gegeven over jezelf?
‘Dit boek heeft me vooral weer extra doen inzien hoe belangrijk het is om jezelf gereflecteerd te zien in kunst of überhaupt de wereld om je heen. Sinds het boek in de wereld is, voel ik me de hele tijd een beetje naakt. Los van dat er veel van mezelf in Kato zit, is ook alles wat verzonnen is uit mijn brein gekomen. Iedere keer dat iemand zegt iets of veel van zichzelf te herkennen in Kato, denk ik: zie je wel, ik ben niet gek. Ik ben gewoon mens. In een wereld vol politiek waar ik ’s nachts flink van wakker kan liggen is dat een verzachtende gedachte. Er zijn geen regels voor menszijn. Er zijn überhaupt geen regels of kaders die voor een gouden sticker aan het einde van de rit zorgen. Wat mij betreft is de enige verplichting die we hebben in het leven aanwezig zijn en onszelf en de ander echt te leren zien.’
“Wat mij betreft is de enige verplichting die we hebben in het leven aanwezig zijn en onszelf en de ander echt te leren zien.”
Heb je nog tips voor beginnende schrijvers?
‘Los van alle dooddoeners over veel schrijven, dingen insturen naar literaire tijdschriften en (kots) niet opgeven: tijdens het schrijven van ‘Popcorn donut kaassoufflé’ heb ik leren haken en breien. Leren hoe de naalden vast te houden, hoe verschillende steken werken en steeds opnieuw weer stukken uithalen omdat ik een fout had gemaakt, heeft me heel erg geholpen om diezelfde lerende blik ook mee te nemen naar het schrijven. Ik kan het dus iedereen aanraden om een andere creatieve hobby ernaast te nemen, puur om dat proces van struikelend iets nieuws leren levendig te houden. En wie op zoek is naar taal en durf om over een ervaring te schrijven die maar weinig zichtbaar is in de wereld, of dat nu in fictieve of autobiografische vorm is, moet absoluut Body Work van Melissa Febos lezen.’
Je bent natuurlijk pas net klaar met Popcorn donut kaassoufflé, maar is er al nieuws over een tweede roman? Komt die er?
‘Ja, er komt een tweede boek! Of tenminste: ik sta ’s morgens onder de douche alweer enorm te fantaseren over een paar nieuwe personages. Misschien wel mijn favoriete deel van het proces: nog niets op papier en een wereld vol mogelijkheden in mijn hoofd.’
Ik heb na het lezen een speciaal plekje in mijn hart voor Kato en Toby. Gaan we ooit nog meer van ze horen, denk je?
‘Dat is zo fijn om te horen! Toen het boek af was ben ik ook een tijdje echt verdrietig geweest. Eerst vond ik dat altijd een beetje onzin als schrijvers dat zeiden, maar ik had zo intensief samengeleefd met Toby, Kato en Milena dat het toch als een afscheid voelde. Ik durf nu nog geen uitspraken te doen over of ik ooit weer over ze ga schrijven. Ik ben wel een enorme Elizabeth Strout fan. Haar boeken spelen zich allemaal in hetzelfde universum af. Het hoofdpersonage in het ene boek krijgt regelmatig een bijrol in het andere boek. Dat is iets waar ik ook graag mee wil experimenteren. Maar het moet ook niet gekunsteld worden. We gaan het zien!’
Inmiddels is er bekend geworden dat er een tweede druk komt van Popcorn donut kaassoufflé. Yes! Zo leuk, en verdiend. Heb jij het al gelezen? Ga je het lezen? Laat het me weten!
Over ‘Popcorn donut kaassoufflé‘ van Eline van Wieren
‘Kato is een jonge vrouw met een kat, een passie voor lezen en een onzichtbare woede in zich. Haar honger is groot en onstilbaar. Daar wil ze van af. Ze wil stoppen met het maken van boodschappenlijstjes vol troostvoer dat ze van de dwingende stem in haar hoofd allemaal op moet eten. Maar gaat de groepstherapie vol onzinnige oefeningen echt een oplossing bieden? En wat als een van haar groepsgenoten wel heel dichtbij komt? Mag je zomaar verliefd worden als je niet eens weet hoe je voor jezelf moet zorgen?’
Je koopt Popcorn donut kaassoufflé in je lokale boekhandel of online (ook verkrijgbaar als e-book).
Het heeft wel iets bijzonders om je leven bij te houden in fotootjes en korte tekstjes. De tijd vliegt er niet minder snel door, maar je staat wel wat beter stil bij het verstrijken van de maanden. Het is als het digitaal omslaan van een kalender.
Ik merk dat ik m’n leven ook iets meer romantiseer sinds ik weer foto’s en dagboekjes maak. Het voelt soms wat performative, maar tegelijkertijd denk ik: je moet toch zelf de slingers ophangen? Dus toen ik vorige week in de bus zat en door de straten van Oslo slingerde, omarmde ik het moment volledig door naar buiten te staren met in m’n oren de soundtrack van Lost in Translation (de ultieme achtergrondmuziek voor “overthinking your life on public transport”-momenten).
Bij deze sla ik de kalender dus (ietwat vroegtijdig) om naar de volgende maand. In februari deden we eigenlijk een heleboel! Zo leverden we onder andere de sleutel in van ons vorige huisje, zagen we de theatershow van Dan and Phil, vierden we mijn moeders verjaardag, gingen we voor een paar dagen naar Oslo, schreef ik een paar blogjes en scheen eindelijk de zon.
Ik sluit mijn laptop en blaas de kaars uit. Uit het raam zie ik de met huizen bezaaide vallei en heuvels van Oslo, met daarboven Venus en nog duizenden andere sterren. Voordat ik naar bed ga besluit ik toch nog even naar buiten te stappen, de veranda op. Waarom niet?
Terwijl de stad aan mijn voeten ligt moet ik opeens denken aan een uitzicht van tien jaar geleden. We reden over Route 76 op IJsland, langs kliffen en besneeuwde bergtoppen en door zulke smalle tunnels dat je er maar met één auto tegelijk doorheen kon rijden. Om de tien minuten zetten we de auto aan de kant. We konden er niet over uit hoe prachtig alles was.
Ik durf niet te zeggen hoeveel keer we al gestopt waren. Voor mij strekte zich een gebergte uit met daarboven het mooiste zonlicht dat ik ooit had gezien. Als ik in een hemel zou geloven, dan zou ik denken dat hij daar de aarde raakte. De wereld, mijn wereld, voelde gigantisch, daar op dat noordelijke stukje in de Atlantische Oceaan.
In de jaren die volgden kromp ik. Niet direct, en niet alles in één keer, maar geleidelijk. Steeds een beetje meer. Misschien wel het allermoeilijkst is dat het je wijsmaakt dat het je eigen schuld is. Of dat je er op z’n minst zelf iets aan zou moeten kunnen doen. Het zorgt ervoor dat je zelf blijft aanmodderen, in de loopgraven van je geest. Voordat je het doorhebt is je wereld zo klein geworden dat er enkel een donker hoekje in je psyche is overgebleven, ter grootte van een postzegel.
Ik trek het plaid wat strakker om me heen. Met mijn mond blaas ik wolkjes, terwijl ik uitkijk over de sprankelende lichtjes in het fjord. Wolkje voor wolkje leer ik mezelf weer beter kennen. Ik vertrouw mezelf zachtjes toe dat ik mij zo ontzettend heb gemist.
Ik besluit een filmpje te maken van het uitzicht. Op het allerlaatste moment draai ik de camera toch nog even om. Ik moet lachen wanneer ik mijn glimmende hoofd zie, dat ik even daarvoor riant heb ingesmeerd met vettige nachtcrème. Het maakt me niets uit. Ik ben er (nog). Ik zoek een fijn muziekje uit, schrijf er een zweverig tekstje bij en wens iedereen op Instagram een goede nacht.
Als ik even later naast het warme lichaam van mijn lief kruip voel ik de woorden bijna door mijn aderen stromen. Het is alsof mijn vingertoppen tintelen en de synapsen in mijn hersenen ontbranden als kanonschoten. Naast mij is hij diep in slaap. Ik hoor het aan zijn ademritme. Het zal een uur duren voordat mijn hoofd stopt met het formuleren van zinnen en ideeën en gedachten en verhalen – en ik hem langzaam volg.
In april 2019 kregen we de sleutel van ons huurhuis. Al maanden waren we er bijna iedere avond langs gelopen tijdens ons dagelijkse wandelrondje. We zagen dat er een paar op het rijtje leegstonden en zeiden tegen elkaar: ‘oh, hoe leuk zou het zijn als we hier konden wonen?’
We woonden destijds in een krakkemikkig en heel erg verouderd appartement voor teveel geld (vrije verhuur), waar we heel graag weg wilden. Toen één van de huisjes eenmaal op de website van de lokale woningstichting verscheen heb ik dan ook gelijk gereageerd, ook al had ik geen enkele verwachting dat het echt zou lukken en waren we tegen die tijd al bezig met een aankoopmakelaar. Goed, jullie weten natuurlijk hoe dit eindigde: die aankoopmakelaar konden we afzeggen, want we kregen het huisje toegewezen!
Omdat het huis daarvoor flink onder handen was genomen om het energielabel onhoog te krijgen, was het aardig kaal. We moesten het dus nog wel even gezellig maken. Beneden legden we een laminaatvloer, boven verfden we de vloerplanken en ook alle wanden kregen een frisse laag verf (of behang). We konden ons geluk niet op dat we nu een echt huis hadden, met een trap en een bovenverdieping. En een tuin!
In augustus vertrok ik voor een studie naar Uppsala, dus het opknappen van het huisje stond in die tijd even stil. Het was comfortabel genoeg, maar gewoon nog een tikkeltje kaal. De pandemie zorgde ervoor dat ik in februari 2020 een paar maanden eerder dan verwacht weer naar huis kwam en toen kon het beginnen. Samen met de rest van Nederland zijn we na een paar weken thuiszitten aan het klussen geslagen. We wisselden van slaapkamer, bouwden boekenkasten in de woonkamer en mijn vriend dook de tuin in (ik had nog niet zulke groene vingers- eigenlijk nog steeds niet, haha).
Bijna zes jaar lang hebben we in dit huisje gewoond en het voelde al die tijd écht als een fijn thuis. Ik las er honderden boeken, had aan de eettafel een halve mental break down toen ik plotseling in 1 dag moest beslissen of ik de plek in het masterprogramma zou accepteren, we vierden nep-kerst in februari met een kerstontbijt (gewoon omdat we er zin in hadden) en liepen snelle rondjes door de buurt voordat de avondklok weer in zou gaan. We dronken er champagne nadat de oranje president verloor in 2020, ik accepteerde er (telefonisch) mijn eerste “echte” baan, kookten honderden maaltijden in het kleine keukentje, studeerden er allebei urenlang, mijn vriend maakte meubels in het schuurtje en ik zat er dagen op mijn yogamat.
Na vijf jaar werd het tijd om eens verder te kijken. Hoewel we het een fijn huisje vonden, waren er wel wat dingen die we hadden willen veranderen. Maarja, hoeveel ga je doen aan een huurhuis? Het leek het ons ook leuk om een echt klusproject op ons te nemen. Tegen die tijd kwamen er gelukkig langzaam steeds weer wat meer koophuizen op de markt en toen ik ons huidige huis zag was ik bij de eerste bezichtiging meteen verliefd. Ik zag de potentie!
(Ik heb hier nu natuurlijk alleen maar de leuke fotootjes geplaatst, maar het was er ook wel eens een zooitje, hoor! En de keuken en badkamer waren allebei niet zo fotogeniek, dus die deelde ik lekker niet, haha.)
De renovatie van ons huidige huis heeft bijna een jaar geduurd en het was heel fijn om al die tijd iedere avond terug te kunnen komen in een stofvrij huis. Maar eerlijk? Ik ben toch wel erg blij dat we vandaag de sleutel kunnen gaan inleveren. Tijd voor een nieuw avontuur!
Vanmorgen werd ik wakker met wat meer activiteit in m’n Instagram DM’s dan normaal. Je bent gewaarschuwd: ik ga nu even fangirlen en mezelf lichtelijk voor schut zetten, maar goed, laten we niet doen alsof je me überhaupt nog hoog had zitten (je weet immers dat ik mijn therapiesessies wel eens oefen onder de douche). Ik had gisteren namelijk voor misschien wel het allereerst in m’n digitale leven een reactie geplaatst op een reel én een YouTuber getagged in een story. En ze hebben allemaal gereageerd!!!!! (Oké, oké, een hartje is misschien niet echt reageren, maar ik vind dat het telt). Dat was toch wel het hoogtepunt van m’n week, hoor.
Ik kom nog uit het tijdperk waarin het zeer afgeraden werd om je eigen naam te gebruiken op het internet. Als iemand al een foto postte dan kon je er waarschijnlijk niet zoveel aan herleiden. En mocht je iemand in het wild tegenkomen en die persoon op de een of andere manier toch herkennen, dan hield je respectvol afstand. Het was een soort onuitgesproken etiquette.
Ik ben welgeteld één keer “herkend” in al die tijd dat ik geblogd heb en die persoon stuurde me achteraf pas een berichtje dat ze me had gezien. Die keer dat ik zelf een van mijn favoriete Zweedse blogsters over straat zag flaneren heb ik haar slechts, heel stiekem, vanaf een afstandje staan bewonderen. Wellicht is dat de reden dat ik de grens tussen maker en kijker/lezer wellicht ook nu nog te streng voor ogen houd? Misschien ben ik simpelweg… oud?
Het is deels respect, maar (laten we eerlijk zijn) ook wel een stukje sociaal ongemak. Als ik Stevie Nicks in de lokale supermarkt zou tegenkomen, dan zou ik (mega-fan) haar niet aanspreken. Wat moet je ook eigenlijk zeggen? “Ooooh Stevie, ik hou van je muziek! En wat leuk dat je je tamboerijn hebt meegenomen!”?! Ik weet misschien een heleboel over haar, maar zij kent mij immers helemaal niet. Tegenwoordig hebben ze daar een mooi woord voor: parasocial.
“Parasocial interaction refers to a kind of psychological relationship experienced by an audience in their mediated encounters with performers in the mass media, particularly on television and online platforms”.
Ook deze millennial kan niet ontkennen dat ze parasociale relaties heeft. Ik wijs je graag op bovenstaande voorbeelden. En waarom ik het zo ontzettend leuk vond dat ze op mij reageerden? Ik weet het eigenlijk niet zo goed! Ik heb niet de illusie dat ze nu weten wie ik ben en ik weet natuurlijk ook wel dat zij het na één seconde weer vergeten waren, maar toch! Ik volg deze YouTubers al meer dan tien jaar en het idee dat ze mijn reacties (die bedoeld waren om ze een positief gevoel te geven) hebben gezien is gewoon leuk. Parasocial of niet, dat maakt mij blijkbaar niet zoveel uit.
Heb jij wel eens iemand ontmoet die je bewonderde, maar die jou niet kende? Of een online interactie gehad met zo’n persoon? Wat vond jij ervan? Ben benieuwd!
(O ja, en bedankt voor al jullie hartjes! ZO LEUK! En op deze Valentijsdag ook speciaal een hartje voor jou: ♥)
Heb je de nieuwe van Tove Ditlevsen al in de winkel gespot? Ok, nieuw is het boek natuurlijk niet, want de Deense schrijfster Tove Ditlevsen is helaas al heel wat jaartjes overleden, maar het is wel een nieuwe Nederlandse vertaling. Uitgeverij Das Mag gaf eerder in 2020 ook haar welbekende Kopenhagen-trilogie uit (een van mijn favorieten van dat jaar!) en komt nu dus met deze uitgave van Vilhelms Kamer. Tijdens ons bezoek aan de boekhandel vorige week nam m’n vriend ‘m mee. Ik kan niet wachten om snel weer even haar wereld in te duiken.
Ik ben altijd op zoek naar nieuwe lekkere recepten en vandaag deel ik graag deze met jullie: de Smashed Potato Salad van Pick Up Limes. Erg lekker, makkelijk én een tikkeltje verslavend. Verder heb ik daar niets aan toe te voegen, behalve dat ik je heb gewaarschuwd…
Deze tip is indirect van mijn vriend, want door hem ben ik op dit Youtube-kanaal beland. Ed Pratt, een beleefde bebrilde Brit, besloot vorig jaar de rivier de Thames te volgen, vanaf de bron tot aan de zee. Hij filmde zijn avontuur en maakte er deze docu van, bestaande uit meerdere afleveringen. Geen idee waarom ik het leuk vind om 50 minuten lang naar een man te kijken die in een wetsuit door een rivier banjert, maar het weet me toch te boeien. Deze show had niet misstaan op Omroep MAX (voor de niet-Nederlanders onder ons: dat is is een Nederlandse tv-zender met een wat oudere doelgroep) en dat is een compliment. Fijne slow-tv!
Waarschijnlijk ken je haar al, maar mocht dat niet zo zijn, dan attendeer ik je graag op Doechii. Ik kwam haar op het spoor nadat ze vorige week een Grammy won voor beste rap-album van het jaar. Achteraf was ze me al eerder opgevallen, want ik had het nummer Denial is a River vaak op de radio gehoord zonder te weten dat zij het was. Erg tof! Ik zal niet gaan doen alsof ik verstand heb van rapmuziek of hiphop, dus mocht je meer over haar willen lezen, klik dan door naar dit artikel van The Guardian.
De oplettende kijker was het misschien al opgevallen dat ik onderaan mijn posts nu een hartjes icoon heb staan. I need validation! Nee, ok, dat niet per se, maar ik vind het wel heel leuk om te weten of iemand mijn stukjes überhaupt leest. Ik ben zelf erg slecht in het achterlaten van reacties, maar ik druk altijd op de like-button als die er is, dus dit leek me een goed alternatief. Mocht je het stukje leuk vinden, dan kun je dus op het hartje drukken. Niet verplicht, uiteraard, maar weet dat ik het altijd supertof vind om iets van je te horen!
Een belangrijk onderdeel van de psychologenopleiding bestaat uit het leren stellen van de vraag “Hoe gaat het met je?”. Welke intonatie moet je gebruiken, moet je lachen of heel ernstig kijken en wat moet je doen als je cliënt vervolgens een stilte laat vallen? Deze informatie heb ik natuurlijk niet uit betrouwbare bron, maar baseer ik op mijn eigen ervaringen. Iedere keer krijg ik namelijk weer diezelfde vervelende vraag.
Jarenlang heb ik voor iedere therapiesessie geprobeerd alvast een antwoord te bedenken. Dan stond ik ’s ochtends onder de douche heel hard na te denken en te oefenen wat ik zou zeggen. Nu spreek ik mezelf onder de waterstralen vermanend toe, doe nou maar normaal, en daag ik mezelf uit het ter plekke te mogen bepalen.
Eigenlijk is het de kunst om de vraag met een omweg te beantwoorden, zodat je nooit écht antwoord hoeft te geven en er vanzelf een soort van gesprek ontstaat. Kortom: wees even een witte man met een podcast. Zo omzeil je ook het ongemakkelijke gevoel dat je krijgt omdat je niet de wedervraag mag stellen (hoe nieuwsgierig je ook bent).
‘Hm, ja nou, ik was aan het nadenken over een vraag voor de internist. En eigenlijk vooral over hoe ik die moet formuleren. Want ik vraag me af of ik nog wel echt ziek ben? Want als je een ziekte hebt en een medicijn neemt, dat ervoor zorgt dat je lichaam weer goed werkt en je symptomen zo goed als verdwijnen zolang je het slikt, ben je dan nog wel echt ziek? Moet ik dan niet gewoon alles weer kunnen? Hoe weet ik dat ik het niet als excuus gebruik om te mogen rusten of om geen dingen te doen die ik niet wil doen?’
Mijn psychologe kijkt me aan. Ze draagt twee zilveren ringen: één in haar neusvleugel en één aan haar hand.
‘Het klinkt alsof je op zoek bent naar zekerheid. En alsof je weer van alles van jezelf moet.’
Even ben ik stil. Als ik eerlijk ben hoorde ik het mezelf ook al zeggen.
‘Vergeet niet dat je op dit moment met meerdere behandelingen bezig bent. Niet alleen daar, maar ook bij ons.’
Ik antwoord dat ik soms vergeet dat ik ziek ben. Ik lach schamper.
Als de woorden mijn mond uit zijn, ben ik er zelf een beetje door verbaasd. Hoe kan ik dat nou vergeten? Zo dom ben ik toch niet? We praten over de discrepantie tussen onderbuikgevoel en het hoofd, over jezelf nuttig willen maken, maar jezelf ook rust kunnen gunnen. En wanneer weet je of je moet rusten of juist even naar buiten moet gaan? Zou een signaleringsplan soms wat zijn?
Aan het eind van de sessie stap ik naar buiten. Ik irriteer me aan het affiche met spelfout en de slechte grammatica dat boven de koffiecorner hangt. Eenmaal thuis zet ik mezelf maar weer op die bank. Af en toe sta ik op voor een kopje thee, het uitruimen van de vaatwasser (heerlijk om die zin na al die jaren afwassen te kunnen schrijven) of om in die ontplofte kamer een verhuisdoos uit pakken. En op de bank speel ik Crash Bandicoot, kijk ik naar sprankelende levens op Youtube, scroll ik door Pinterest (heerlijke manier om jezelf de illusie aan te praten dat het leven volkomen maakbaar is) en vul ik maar weer eens een meme in op Instagram.
Ook spreek ik mezelf streng en dan weer liefdevol toe als ik het weer eens volkomen zat ben. De strenge kant wordt het best samengevat door Natasha van seizoen 8 (2007!) van America’s Next Top Model die zegt “I just want to tell you that some people have war in their countries.” (Of, als je een al even gedateerde referentie zoekt; de aflevering waarin Kim Kardashian haar diamanten oorbel in de oceaan laat vallen en haar zus Kourtney verzucht ‘Kim, there’s people that are dying,‘). Want wat heb ik nou eigenlijk te zeuren? Doe niet zo stom!
Bij nadere inspectie moet ik toegeven dat de zogenaamd liefdevolle kant eigenlijk aardig op lijkt op de strenge. Die zegt namelijk dat het allemaal wel goedkomt en dat het nog veel erger had gekund. Je gaat immers niet dood! Althans, nog niet. (Dus zeur niet).
Ergens weet ik natuurlijk wel dat de gezondste gedachte (de gezonde volwassene, kots) zou zijn dat ik het gewoon moet accepteren en erop moet vertrouwen dat het vanzelf losloopt. Zet jezelf niet onder druk, vergelijk je situatie niet met die van anderen en probeer in de tussentijd goed voor jezelf te zorgen. Klinkt eigenlijk verdacht veel als “heb gewoon geduld”, hé? Ja, dat heb ik dus niet.
Maar goed, om die vraag nou eindelijk eens te beantwoorden: vandaag gaat het best ok.
Ik ben te cynisch voor het dagelijks bijhouden van dankbaarheidslijstjes (ieder z’n ding), maar soms kan het best fijn zijn om je leven wat te romantiseren! Een fotodagboekje helpt daar enorm bij.